Raar maar waar: deel twee

In Arkansas

Nu begint het pas echt raar te worden. Het is nog dezelfde dag als mijn vorige blog, maar ik zit nu al in een ander gastgezin. Dwayne kwam thuis en zei: “Ik heb goed nieuws. Je gaat zometeen een nieuw gastgezin ontmoeten.” Prima, dacht ik. “Pak je spullen maar.” Nou, daar stond ik dan met m’n mond vol tanden. Maar gezien de totaal bizarre situatie was ik eigenlijk blij dat ik weg mocht en ik pakte direct mijn koffers.

We kwamen aan in Sheridan en stopten voor een prachtig, groot huis. Toen Dwayne me daar gedropt had en ik mijn nieuwe gastgezin ontmoette, bleek het dat ze van niks wisten. Ze dachten dat ik alleen even kwam kennismaken en daar stond ik dan met mijn koffers. Ze waren er nog helemaal niet over uit of ze überhaupt wel iemand in huis wilden nemen, het was de bedoeling dat het een geheel vrijblijvend gesprek zou zijn. Ik voelde me ontzettend rot tegenover hen, want nu voelden ze zich misschien wel verplicht om me in huis te nemen. Verder weet helemaal niemand waar of bij wie ik nu ben. Ik had wel bij geflipte bijlmoordenaars kunnen zitten, voor God’s sake.

De situatie is dus nog raarder dan ie al was. En hij was al behoorlijk raar. Ik hoop dat het ik het uit kan houden in dit huis, want ze hebben drie katten, vier vogels en een hond. Ik ben behoorlijk allergisch voor dieren, het meest voor katten en vogels. Ik probeer het nu te onderdrukken met medicijnen, want voor zover het er nu uitziet wil ik hier graag blijven. De vader van dit gastgezin heet Steve en is een ‘bomontmantelaar’ en brandweerman die op Bruce Willis lijkt, de moeder heet Gry en komt oorspronkelijk uit Noorwegen en ze hebben een dochter Kristin van 15.

We hebben Dwayne daarstraks opgebeld met de vraag hoe hij dit in hemelsnaam heeft kunnen doen. Hij wimpelde al mijn vragen af en ging over naar allerlei vage onderwerpen. Nou, we zullen zien hoe het verder verloopt. Veel slechter zou het niet kunnen worden, zou je denken.