High mate

In Australië

531375_10151027144353679_1329779905_n

Aan de andere kant van de wereld zitten heeft zo zijn nadelen. Vooral als er thuis vervelende dingen gebeuren, waar je niet bij kan zijn en niks aan kan doen. Vannacht heeft mama besloten om Snoopy te laten inslapen, heel moeilijk voor ons alle twee. We hebben 16,5 jaar plezier gehad van onze trouwe viervoeter en zo zonder Snoop is het toch ineens wel heel erg anders. Voor mij valt dat nu natuurlijk nog mee nu ik nog ver weg zit, maar als ik straks thuis ben en er geen kwispelend staartje me tegemoet komt, zal het even behoorlijk slikken zijn. Snoop was gewoon op, kon bijna niks meer en werd ook nog eens heel ziek. Het is niet anders en er zat niks anders op. Als er een hemel is, zit Snoop nu in ieder geval eerste rang. Verdrietig zijn bewaar ik nog even voor thuis; er is hier nog zoveel moois waar ik nog een paar dagen van kan genieten, dat mag ik mezelf nu niet ontzien.

Vandaag begonnen we aan een tocht door bergen en valleien om uiteindelijk uit te komen bij het dorpje Nimbin waar ik in mijn vorige blog al over schreef. Tijdens de route reden we continue waarschuwingsborden voor kangoeroes en koala’s voorbij, maar ‘gelukkig’ zijn we die niet tegengekomen. In het wild en de vrije, veilige natuur natuurlijk hartstikke leuk, op je voorruit of tegen je bumper iets minder. Door ons zonnedakje speurden we de hoge bomen af naar koala’s, maar bij vrij hoge snelheid nauwelijks te doen. Bovendien zitten de grijze beestjes vaak in grijze bomen en slapen ze in de hoogste toppen. En dat zo’n twintig uur per dag. Dus haal je verrekijker en engelengeduld maar tevoorschijn.

Uiteindelijk kwamen we de eerste bordjes van eco-boerderijen tegen en kon het natuurlijk niet lang meer duren voor we de eerste langharige, baard-dragende hippies al tegenkwamen. Het weer was niet al te best en dus kwamen we maar weinig andere toeristen tegen. Gaf toch even een ander beeld van zo’n trekpleister. Nimbin is eigenlijk een beetje treurig en fijn tegelijk. Je ziet overal vermomde drugsdealers schumen die zich voordoen als toerist, maar die je op een onoplettend moment ineens aanschieten en vragen of je wat van hun waar wil aanschaffen. Andere waaghalzen pakken het anders aan, en blèren midden op straat: “Want some weed?”. In 2008 schijnt er een gigantische politie inval te zijn geweest waarbij alle dealers zijn opgepakt. Ze hebben hun lesje duidelijk niet geleerd en alles gaat gewoon nog net zo door als voorheen. In het ‘Herb Community Centre’ (of zoiets dergelijks) zijn allemaal dingen te koop om je eigen wiet mee te verbouwen en uiteraard mogen ook de ‘LEGALIZE IT’ stickers/petjes/hennep-shirts niet ontbreken.

In het Information Centre aan het begin van het dorpje kreeg ik wel enigszins het idee dat de medewerkers (ho ho, VRIJWILLIGERS!) een beetje geïnstrueerd zijn om zo Australisch mogelijk te doen, want na een heel nadrukkelijk G’DAY! kregen we een uiterst en haast overdreven vriendelijke rondleiding door het dorp via de gratis routekaarten. Wel de bedoeling dat je die ofwel recyclet of op z’n minst toch doorgeeft aan een ander. Maar hé, wie weet zijn de mensen echt wel zo. Je hoort mij niet klagen, aardig doen is natuurlijk altijd +1.

‘Giebing, waarom zit jij nu een blog te schrijven en ben je niet aan het surfen/zonnen/teenslippers kopen?’ vragen jullie je misschien af. Nou, hoewel deze reis hartstikke avonturistisch is, zijn we rond een uurtje of zes vaak toch wel uitgekakt. Een kleine sightseeing tour per voet zit er vaak nog wel in, maar we zijn nu bijna bij Surfers Paradise en het regent alleen maar. Weinig spectaculair op dit moment, helaas. Campings sluiten hier vaak al rond een uurtje of zes, dus wil je een plekje hebben, dan moet je voor die tijd binnen zijn. We leerden van de week meteen ons lesje, want toen was alles dicht en moesten we een duur hotel pakken waar het iiiiijskoud was. Dus lagen we niet in de camper te vernikkelen, dan deden we dat wel in een twee sterren motel. Al doende leert men.

Morgen rijden we verder richting Surfers Paradise en Brisbane. Dat bekijken we waarschijnlijk in de regen, wat het allemaal toch net iets minder spectaculair maakt. Als we de weersverwachting mogen geloven regent het tot het weekend, maar hopelijk valt het mee. Anders is het zaak zo snel mogelijk weer door te rijden richting het noorden en de grote klapper van de reis: Cairns, Fraser Island en de Whitsunday Islands.

We zijn op dit moment nog enkele kilometers verwijderd van de Australia Zoo, waar het qua Steve Irwin nagedachtenis allemaal gebeurt. Zijn vrouw en kinderen werken nog bij de dierentuin en ik hoor van van iedereen dat het een must-see is. Daar gaan we dus sowieso nog een stop maken. Nog meer kangoeroes en koala’s!

Tot zover onze eerste week van de East Coast roadtrip. Ik heb nog nooit zoveel mooie dingen in zo’n korte tijd gezien. Ik heb vanaf vandaag nog precies twee weken te gaan en zoals gewoonlijk hier in Australië vliegt de tijd… We zitten nu op een camping en horen de zee op de achtergrond. Ik kan me nog niet indenken hoe ik weer in Doorwerth moet aarden, waar je ’s avonds hoogstens een rollator voorbij hoort rijden.

Nederland is de laatste tijd zo’n ver van mijn bed show geworden. Alledaagse dingen zullen flink afzien worden. Om maar iets simpels en alledaags te noemen: in de regen op de bus staan wachten die ALTIJD te laat is. Dat is in Sydney toch net even een ander verhaal als je weet dat aan de volgende halte het uitzicht op het Opera House op je ligt te wachten. En ik bedoel dat helemaal niet vervelend naar Nederland toe, natuurlijk kijk ik er ook naar uit om iedereen weer te zien en hagelslag op m’n brood te strooien, maar of hagelslag nou echt opweegt tegen een kangoeroe uit de hand voeren? Mwa. We zullen wel zien hoe het loopt. Misschien ben ik eenmaal thuis wel weer heel blij om thuis te zijn. En misschien ook niet. En dan zit er niks anders op dan maar weer heel snel terug te gaan.

428885_10151027144028679_1946390055_n
575469_10151015387188679_1887979662_n